1 - Ketelbinkie
Gerard Cox
Toen wij van Rotterdam vertrokken
Met de 'Edam', een ouwe schuit
Met kakkerlakken in de midscheeps
En rattennesten in het vooruit
Toen hadde wij een kleine jonge
Als ketelbink bij ons aan boord
Die voor de eerste keer naar zee ging
En nooit van haaien had gehoord
Die van z'n moeder aan de kade
Wat schuchter lachend afscheid nam
Omdat ie haar niet durfde zoenen
Die straatjongen uit Rotterdam
Hij werd gescholden door de stokers
Omdat ie van den eerste dag
Toen we maar net de pier uit waren
al zeeziek in het Foxhol lag
En met jenever en citroenen
Werd hij weer op de been gebracht
Want zieke zeelui zijn nadelig
En brengen schade aan de vracht
Als 'ie dan sjouwend met ze ketels
Van de kombuis naar voren kwam
Dan was het net een brokkie wanhoop
Die straatjongen uit Rotterdam
Wanneer ‘ie 's avonds in z'n kooi lag
En na z'n sjouwen eindelijk sliep
Dan schold de man die wacht te kooi had
Omdat ie om z'n moeder riep
Toen is ie op een mooie morgen
't Was in den Stille Oceaan
Terwijl ze brulden om hun koffie
Niet van z'n kooigoed opgestaan
En toen de stuurman met kinine
En wonderolie bij hem kwam
Vroegt 'ie een voorschot op z'n gage
Voor 't ouwe mens in Rotterdam
In zeildoek en met roosterbaren
Werd hij dien dag op het luik gezet
De kapitein lichtte z'n petje
En sprak met grogstem een gebed
En met een een,twee, drie in Godsnaam
ging het ketelbinkie overboord
Die het ouwetje niet dorst te zoenen
Omdat dat niet bij zeelui hoort
De man een extra mokkie schoot an
En het ouwe mens een telegram
Dat was het einde van een zeeman
Die straatjongen uit Rotterdam
Maak jouw eigen website met JouwWeb